Wat is het reproductiegetal nou precies? Wat is ‘exponentiële groei’? En waarom komt het cijfer pas twee weken later?
Het reproductiegetal, ook wel de 'R’ genoemd, is het gemiddeld aantal mensen dat wordt besmet door één persoon met COVID-19. Hieraan kun je zien hoe snel het virus zich verspreidt.
Bij een R van rond de 1 blijft het aantal besmettingen ongeveer gelijk. Dit betekent dat 1 persoon steeds 1 andere persoon besmet. Dat zie je in onderstaande afbeelding:
Als het reproductiegetal groter is dan 1, neemt het aantal besmettingen toe. Stel dat de R 1,06 is. Dan besmetten 100 mensen 106 andere mensen.
Stel dat het reproductiegetal 2 is. Dan verdubbelt het aantal mensen dat het virus bij zich draagt bij elke overdracht (dat is als het virus overspringt van een besmet persoon naar andere personen). Bij de eerste overdracht verdubbelt het aantal besmettingen van 1 naar 2. Bij de tweede overdracht van 2 naar 4. Bij de derde overdracht van 4 naar 8. Dat ziet er zo uit:
Wat opvalt: als het reproductiegetal boven de 1 uitkomt, groeit het aantal besmette personen steeds sneller bij elke overdracht. De groei van het aantal besmettingen vertoont daarom geen rechte lijn, maar een steeds steilere lijn. Dit heet exponentiële groei. Die groei ziet er zo uit bij een R van 2:
In 10 stappen (10 keer een overdracht) ben je dus al van 1 besmette persoon uitgekomen bij ruim 1.000 besmette personen.
Als het reproductiegetal onder de 1 komt, dáált het aantal mensen dat besmet raakt per overdracht.
Een rekenvoorbeeld: stel dat de R 0,5 is en de groep besmettelijke mensen 8. Bij de eerste overdracht raken dan gemiddeld 4 mensen besmet. Bij de tweede overdracht zijn dat er 2. Bij de derde overdracht raakt nog maar 1 persoon besmet. Dat ziet er zo uit:
Daarom is het belangrijk dat de R onder de 1 komt. Op die manier wordt het aantal besmette mensen steeds kleiner.
Het reproductiegetal wordt berekend door het RIVM. Dit cijfer is altijd pas na twee weken bekend. Hoe zit dat?
De tijd tussen dat een persoon een ander persoon besmet is in Nederland gemiddeld 4 dagen. Als mensen klachten krijgen van de infectie, gebeurt dit meestal tussen 2 en 14 dagen nadat ze besmet zijn. Dit is de incubatietijd. Hoe lang het gemiddeld duurt voordat het virus op een ander overspringt, hangt af van de besmettelijke periode, de incubatietijd en het gedrag van mensen. Daarnaast zit er in de meeste gevallen ook wat tijd tussen dat mensen klachten krijgen, het afnemen van een test en het doorgeven van een positieve uitslag aan het RIVM.
Daarom heeft het RIVM pas na 14 dagen een volledig beeld van de besmettingen die in het verleden plaatsvonden. Op dat moment heeft het RIVM ook zekerheid over het werkelijke reproductiegetal, eerder niet. Het RIVM kan de R van vandaag daarom nooit met zekerheid bepalen.